Historie passagiersdienst Vlieland

 
   
 

In 1923 werd de passagiersdienst van en naar Terschelling en Vlieland overgenomen door Reederij Doeksen, inclusief de dan varende schepen 'Minister Kraus', 'Prinses Juliana' en 'Vlieland'. De rederij kon een betrouwbaarder veerdienst garanderen, aangezien de firma ook beschikte over schepen die 's winters het ijs konden breken. 

 
 

Naar Vlieland was er geen rechtstreekse dienst vanuit Harlingen. De passagiers moesten op de Vlieree overstappen van de Terschellinger boot, de ‘Minister Kraus’ of ‘Prinses Juliana’, op het motorbootje ‘Vlieland’. Dit was een zeer Spartaans bootje dat als bijnamen ‘hobbelende geit’ en ‘het motortje’ had. Het had amper een passagiersaccommodatie en wanneer het koud was, brandde er een kachel. Door het lawaai van de motor konden de passagiers nauwelijks met elkaar praten. Voor de bergingsdienst was het communicatiebootje ‘Nautilus’ gekocht dat in werkelijkheid de naam ‘Zeerob’ droeg. In maart 1926 waren er plannen om de ‘Vlieland’ te vervangen door dit bootje. De gemeente Vlieland liet echter dezelfde maand nog weten de ‘Nautilus’ niet geschikt te vinden. Ondanks het feit dat dit bootje beter was dan de ‘Vlieland’. De ‘Nautilus’ werd kort hierna weer verkocht.

 

 
  

De jaren na de verkoop van de ‘Nautilus’ rommelde het flink rondom de Vlielanddienst. De ‘Vlieland’ bleef onderwerp van discussie vanwege het gebrek aan comfort en de tijdens de zomermaanden te geringe capaciteit. In 1929 voer de ‘Minister Kraus’ bij een te groot passagiersaanbod over Vlieland. Hier was men op Terschelling op zijn zachts gezegd niet blij mee. Ook de ‘Princes Juliana’ voer bij extreme drukte naar Vlieland. Op 29 juni 1931 kwam de stoomsleepboot ‘Stortemelk II’ in de dienst naar Vlieland. Het was kort daarvoor bij de werf ‘Welgelegen’ in Harlingen verbouwd en daarmee geschikt gemaakt voor de passagiersdienst. De ‘Stortemelk II’ werd de daarop volgende winter weer voor de bergingsdienst ingezet. Na de zomer van 1932 keerde de ‘Vlieland’ niet meer terug en werd de ‘Stortemelk II’ de vaste boot voor de dienst naar Vlieland. De dubbelschroef stoomboot ‘Schellingerland’ (1) (ex ‘Zeeuwsch-Vlaanderen’) die in 1934 was overgenomen van de Provinciale Stoombootdiensten, werd in het hoogseizoen ingezet voor een rechtstreekse dienst tussen Harlingen en Vlieland. Het schip was door de geringe diepgang zeer geschikt voor dit traject. Echter gezien de vervoersvraag in de zomer was de ‘Schellingerland’ (1) te groot. Daar kwam bij dat de ‘Stortemelk II’ voor de vervoersvraag in de winter weer te klein was.

 

 

 

 

Omdat de ‘Stortemelk II’ en de ‘Schellingerland’ (1) niet goed pasten bij de vervoersvraag voor Vlieland, gaf Doeksen de scheepsbouwkundig ingenieur Evert van Dieren de opdracht om de nieuwe Vlielandboot te ontwerpen. Van Dieren ontwierp snelle en zuinige schepen die hun tijd ver vooruit waren. Het werd een motorschip met een zogenaamde ‘Maier’ steven. De werf J. Smit en & Zn, later Ferus Smit, in Foxhol kreeg de order. Het als ‘Vlieland’ (2) gedoopte schip ging op 6 oktober 1937 te water en werd op 18 mei 1938 overgedragen. Het schip was bij de indiensttreding volledig wit geschilderd en werd gekenmerkt door de dichte verschansing op het promenadedek. Deze ving veel zijwind en werd daarom snel vervangen door een staafreling. Het schip voer afhankelijk van de vervoersvraag wisselend rechtstreeks vanuit Harlingen naar Vlieland, of er werd vanaf de Terschellinger boot overgestapt op de Vlieree. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het schip geliefd bij General der Flieger Christiansen, die het schip diverse malen in beslag liet nemen. In 1954 liep de Deutz hoofdmotor ernstige schade op en deze bleek niet te herstellen, waarna er een Werkspoor hoofdmotor werd ingebouwd. De ‘Vlieland’ (2) bleef tot 1980 varen in de inter-insulaire dienst tussen Terschelling en Vlieland en werd kort daarna verkocht. Na wat omzwervingen kwam het schip in 1998 in handen van de huidige eigenaar, die het schip tot op de dag van vandaag gebruikt als woonboot aan de Borneokade in Amsterdam. 

 
 

 
 

Eind jaren 50 begin jaren 60 van de vorige eeuw nam de vervoersvraag toe, mede door de toeristencampagnes van de VVV Vlieland. Als de ‘Vlieland’ (2) de vervoerspiek niet aankon, werd de ‘Schellingerland’ (1) ingezet die inmiddels aardig op leeftijd begon te raken. Daar kwam bij dat het overstappen op de Vlieree steeds meer ter discussie stond. Het overstappen in de winter riep weerstand op vanaf Vlieland. Daarnaast vertraagde het overstappen de dienst naar Terschelling die door het wachten en de tijd voor het overladen ook nog eens beperkt werd in de mogelijkheden. In 1961 plaatste de rederij een order voor de nieuwe veerboot bij Ferus Smit in Foxhol. Het fraaie schip dat door D. Schouten werd ontworpen, ging als ‘Oost-Vlieland’ (2) te water op 9 maart 1962. Na een dag eerder te zijn overgedragen, kwam het op 7 juni 1962 in de vaart. De machinekamer was op het achterschip geplaatst waarbij de schoorsteen het uiterlijk had van een mast. Het dekhuis van de trapopgang naar het promenadedek kreeg de vorm van een schoorsteen. Dit alles had een esthetisch doel, omdat het zo leek op een klassiek schip met een midscheeps geplaatste motor. Het schip kon naast passagiers ook enkele auto’s vervoeren. De ‘Oost-Vlieland’ (2) werd uitgerust met een Crossley hoofdmotor die het schip noch snel, noch betrouwbaar maakte. Uiteindelijk werd vanwege aanhoudende problemen met de Crossley, deze vervangen door een krachtige Caterpillar die het schip een stuk sneller maakte. In 1991 verkocht de rederij het schip aan rederij ‘Carolina’ die het inzette als partyschip. Even was het schip terug op Terschelling toen rederij Rijf het kocht na het faillissement van rederij Carolina. Kort daarna werd het schip weer verkocht en vertrok begin 2006 naar Sierra Leone, waar het inmiddels 44 jaar oude schip op eigen kracht naartoe vaarde. Op 29 mei 2008 zonk de ‘Oost-Vlieland’ (2) in de haven van Greenville in Liberia waar het grotendeels is geborgen.

 

 

 

 

 

 

Op 15 februari 1983 kwam de ‘Schellingerland’ (4) in de dienst naar Terschelling. Tegelijkertijd maakte de rederij de plannen bekend om de ‘Midsland (2)’ in te zetten op de dienst naar Vlieland. Hierop volgde een proefvaart van de ‘Midsland’ (2) naar Vlieland die op 18 maart 1983 werd gehouden. Op 13 juli 1983 kwam de ‘Midsland’ (2) dan in de dienst naar Vlieland en verving hiermee de ‘Oost-Vlieland’ (2). De laatstgenoemde werd reserve- en versterkingsboot en kreeg in 1984 een ro-ro klep aan de achterzijde. Kort nadat de ‘Midsland’ (2) in de Vlielanddienst was gaan varen, werd het schip omgedoopt in ‘Vlieland’ (3). Eind 1986 maakte de rederij bekend dat men de ‘Vlieland’ (3) grondig wilde renoveren. De twee MTU Maybach hoofdmotoren werden in maart 1987 door Machinefabriek De Greuns vervangen door twee GM’s. Eind 1987 begon men bij de werf ‘Welgelegen’ in Harlingen met de werkzaamheden voor de nieuwe deksalon achterop het promenadedek. Ook werden de roldeuren voor de rijgangen vervangen door waterdichte deuren. Tijdens Pinksteren 1988 was men aan de buitenkant nog niet klaar met de schilderwerkzaamheden. Sterker nog, de nieuwe deksalon was helemaal niet geschilderd. Toch werd het schip die dagen ingezet en kon men het schip met een grote roestbruine bult achterop aanschouwen. De ‘Vlieland’ (3) heeft na de grondige renovatie niet zo heel lang meer in de dienst naar Vlieland gevaren. In 1994 werd het schip verkocht naar Kenia. Daar heeft het gevaren onder de naam ‘Serengeti’ tussen de eilanden Zanzibar en Pemba voor de rederij AZAM Marine en later JAK. Wat daarbij opviel was de zeer wisselende staat van onderhoud van het schip. Op 13 maart 2010 brandde het schip volledig uit. Vermoedelijk was de brand ontstaan tijdens laswerkzaamheden in de machinekamer.

 

 

 

In januari 1991 maakte de rederij bekend dat Vlieland een nieuwbouwschip zou krijgen. Toch bleef nieuwbouw uit door een optelsom van factoren. Er waren kort daarvoor forse investeringen gedaan voor de ‘Friesland’ (2) en de ‘Koegelwieck’ (2) die de ‘Stuifdijk’ na een zeer korte loopbaan opvolgde. Ook bleef de Vlielanddienst bij gelijkblijvende tarieven verliesgevend en kon deze niet zonder de dienst naar Terschelling bestaan. Daarom besloot de rederij eind 1992 om de ‘Schellingerland’ (4) te renoveren en vervolgens in te zetten voor de dienst naar Vlieland. De ‘Schellingerland’ (4) was tot de komst van de ‘Friesland’ (2) in 1989 de hoofdboot naar Terschelling. Op 25 mei 1994 kwam de gerenoveerde ‘Schellingerland’ (4), die inmiddels is omgedoopt in ‘Oost-Vlieland’ (3), in de dienst naar Vlieland. Net als bij de ‘Vlieland’ (3) werd de roldeur voor het autodek vervangen door waterdichte deuren met het oog op de soms ‘ruige’ omstandigheden in de Stortemelk en de Vliesloot. Op 7 maart 2006 werd de overname van het schip door het IJslandse Seatours beklonken. Op 9 april 2006 voer het inmiddels tot ‘Baldur’ omgedoopte schip op eigen kracht naar IJsland. Daar vaart het tot op de dag van vandaag dagelijks een veerdienst tussen Stykkishólmur en Brjánslækur.

 

In juli 2003 gaf de rederij opdracht voor de bouw van een nieuwe boot voor Vlieland. Het schip werd net als de vrachtcatamaran ‘Noord-Nederland’ (4) die een jaar eerder in dienst was gekomen, gebouwd volgens de principes van de Australische ontwerper Stuart Ballantyne. Deze ontwerper staat internationaal bekend om zijn ontwerpen van catamarans met als uitgangspunt optimale lading- en brandstofefficiency. Vanwege de exploitatiekosten gaat het schip uit van een gecombineerd vervoer van passagiers en vracht. Dit is mogelijk omdat er geen toeristisch autovervoer is naar Vlieland. De bouw van het schip vond plaats aan de andere kant van de wereld op de Filippijnen. De werf Filipine Babcock Marine in Cebu bouwde het schip onder direct toezicht van de opdrachtgevers. Belangrijkste reden voor de bouw op de Filippijnen was het feit dat het schip voor een groot deel vervaardigd is uit aluminium, dat weinig prijsvast en erg arbeidsintensief is. Het futuristisch ogende schip ging op 27 januari 2005 als ‘Vlieland’ (4) te water. Opvallend aan het ontwerp, is de grote raampartij van de salon over de volledige breedte van de achterzijde. Ondanks de modernste rekentechnieken, bleek na de eerste proefvaarten dat een wijziging aan de achterzijde noodzakelijk was. Hier werden zogenaamde ducktails aangebracht aan de achterzijde van de scheepsrompen, die voor de gewenste verbetering van het vaargedrag zorgden. De ‘Vlieland’ (4) vaart op eigen kracht naar Nederland en komt op 20 juli 2005 in de dienst naar Vlieland. Het schip heeft een dienstsnelheid van 14 knopen maar kan desgewenst een snelheid van circa 17,5 knopen halen.

* samengesteld door Jeroen Vriend

 

 

www.schepenvandoeksen.nl  |  info@schepenvandoeksen.nl