Dat klinkwerk is inderdaad een lust voor het oog Willem. In het boek 'Een eeuw eigen' dat je schreef, staat trouwens een prachtige fotorapportage van dit schip (Schellingerland (2)) in aanbouw bij Wilton-Feijenoord. Je ziet in de spanten en op andere plaatsen alle gaatjes zitten voor het klinkwerk. Dat klinken geeft ook een lekkere portie herrie, de techniek kun je vandaag de dag soms nog zien (en horen!) in de werkplaats van de Museumstoomtram in Hoorn. Afgelopen zaterdag heb ik op de Friesland (1) ook weer genoten van dit stukje vakmanschap. Vergelijk dat eens met het bak- en braadwerk dat je tegenwoordig ziet, het moet nu eenmaal snel en goedkoop tegenwoordig.
Wat trouwens opvalt is dat de kleine Vlieland en Schellingerland (2) dezelfde TMAS276 hadden, nou ja dezelfde.
Vlieland, 320 APK bij 325 omw./minuut
Schellingerland, 430 APK bij 350 omw./minuut
Liefst 110 APK verschil in vermogen. Die van de Schellingerland loopt iets sneller, maar met 25 omwentelingen per minuut krijg je dat niet voor elkaar. Nu is mij altijd verteld dat bij Werkspoor in de typeaanduiding de boring wordt aangegeven en het aantal cilinders. Bij een TMAS276 dus 270 mm en 6 cilinders. De machine in de Schellingerland (2) had een behoorlijk lange slag van 500 mm. Ik vermoed dat die van de kleine Vlieland een kortere slag maakte, ik heb dit alleen niet kunnen achterhalen. Dit zou het verschil in vermogen kunnen verklaren.
Ik zal nog even naar de motorgegevens kijken. We moeten daar trouwens altijd voorzichtig mee zijn, want meestal zijn dat vrij optimistische fabrieksopgaven (althans bij dieselmotoren). Zelf heb ik altijd graag proeftochtmetingen, maar die zijn van dit soort kleine bootjes meestal niet overgeleverd, tenminste, ik kom ze maar weinig tegen. Daar komt nog bij dat in die tijd de metingen nog lang niet zo zuiver waren als ze tegenwoordig zijn + dat het meestal gegevens zijn in oude meeteenheden, die we al lang niet meer hanteren. Bij historisch onderzoek heeft het m.i. de voorkeur om de bewaarde gegevens onbewerkt te publiceren in plaats van wat je nu veel leest, ze om te rekenen naar moderne eenheden (zoals van PK naar kW) op basis van vaste formules. Dat is niks nieuws, want dat probleem deed zich al eind 19' eeuw voor toen men overging van de Nominaal PK op de IPK, APK en EPK. Maar dit terzijde.
De foto's van de bouw van de Wagemaker laten inderdaad heel mooi klassieke stalen scheepsbouw zien. Zo uitgebreid kom je ze maar zelden tegen uit die tijd. De foto's werden gemaakt door de eigen werffotograaf van Wilton-Fijenoord (denk erom: in het geval van de werf is het woord Fijenoord met ??n e gespeld), die een platencamera had van vele kilo's zwaar en daarmee rustig een kraan inklom om een mooie foto te maken. Het verhaal ging op de werf (mijn vader was daar bedrijfsleider montage nieuwbouw en zelf was ik er ook kind aan huis), dat-ie dat meestal deed met een paar slokjes op.
Het is echter niet zo, dat in het bedrijfsleven niet meer wordt geklonken. Grote staalconstructiebedrijven als Hollandia Kloos hebben nog een paar deskundige klinkers rondlopen, omdat bij bepaalde kritische constructies, waarin veel flexibiliteit van de verbinding wordt gevergd, nog steeds een geklonken verbinding de voorkeur heeft met het oog op eventueel optredende metaalmoeheid. Een automatisch gelegde las kan je trouwens niet "bak- en braadwerk" noemen, dat werk kan er prima uitzien en wat een volgediplomeerd lasser allemaal moet kunnen en moet hebben geleerd, daar kan je rustig je petje voor afnemen. Ook dat is puur vakwerk.